HSP 3-in-1 Test voor Hoogsensitieve of Hoogevoelige personen?

Hoe doe je de test?

Het is belangrijk dat je de test op je gemak maakt. Neem de tijd. Je kunt de test desnoods in delen doen. Beantwoord elke vraag op basis van wat je gevoel je ingeeft. Kies het antwoord dat het meeste “gewicht” heeft voor jou, zelfs als je je niet helemaal herkent in alles van het betreffende antwoord.

Heb je het gevoel dat twee antwoorden op jou van toepassing zijn? Kies dan het antwoord dat het sterkst met je gevoel resoneert. Wees eerlijk in het kiezen van je antwoorden, ook al vindt je verstand dat misschien lastig.

Tel na afloop hoe vaak je antwoord A, B en C hebt gekozen.


De vragen
 

1. Ben jij je bewust van subtiele signalen in je omgeving ?

A. Ja, ik merk dat ik veel meer subtiele signalen oppik dan anderen. Dit kan me snel prikkelen, waardoor ik me vaak ongemakkelijk voel.
B. Nee, dat ervaar ik niet.
C. Ik merk dat ik meer subtiele signalen oppik dan de mensen om me heen, maar ik kan er goed mee omgaan. Het voelt niet als een last. Sterker nog, het kan voordelen opleveren waar ik gebruik van maak.

2. Hoe ga je om met sferen, stemmingen en emoties van andere mensen ?

A. Ik heb hier last van. Ik voel sferen en stemmingen van anderen goed aan, en die kunnen mijn eigen innerlijke stemming makkelijk beïnvloeden. Het voelt soms alsof ik “leegloop.”
B. Sferen en stemmingen vallen me in eerste instantie niet op, tenzij iemand ze duidelijk uit of erover vertelt. Ze hebben geen nadelige invloed op mij. Ik kan me goed blijven voelen, zelfs als anderen dat niet doen. Dit betekent niet dat ik niet meeleef.
C. Ik voel sferen en stemmingen gemakkelijk aan. Vroeger beïnvloedden die me negatief, maar tegenwoordig kan ik er goed mee omgaan. Ik blijf bewust bij mezelf, waardoor ik ze kan opmerken zonder dat ze me belasten.

3. Hoe gevoelig ben je voor pijn en hoe ga je ermee om ?

A. Ik merk zelfs kleine pijntjes snel op. Dit beïnvloedt mijn humeur, en ik lijk er gevoeliger voor te zijn dan anderen. Mensen maken soms opmerkingen dat ik vaker over pijn klaag.
B. Ik merk pijn wel op, maar kleine pijntjes verdwijnen naar de achtergrond als ik bezig ben. Ze storen me meestal niet, en ik heb niet het idee dat ik gevoeliger ben dan gemiddeld.
C. Ook kleine pijntjes vallen me snel op. Toch laat ik mijn humeur er niet door beïnvloeden. Ik neem de pijn waar, maar mijn aandacht ligt niet constant bij het ongemak. Ik neem signalen serieus, zonder er stelselmatig onder te lijden.

4. Heb je tijdens drukke dagen de behoefte om je terug te trekken in een stille omgeving ?

A. Ja, drukke dagen putten me uit. Ik raak overprikkeld en heb ruimte nodig om te herstellen en tot mezelf te komen. Even geen prikkels om me heen.
B. Iedereen heeft wel eens drukke dagen, maar ik raak er niet overprikkeld door. Als ik moe ben, is dat na een nachtje slapen meestal weer over.
C. Tijdens drukke dagen neem ik regelmatig pauzes, wat me helpt. Ik blijf bewust bij mezelf terwijl ik bezig ben, waardoor ik overprikkeling voorkom. Een nachtje slapen herstelt eventuele vermoeidheid.

5. Raak je snel overvoerd door prikkels zoals fel licht, sterke geuren, grove stoffen of harde geluiden ?

A. Ja, zulke prikkels komen direct en hard bij me binnen. Ik voel me er snel door overvoerd. In drukke omgevingen heb ik soms het gevoel dat ik het niet kan bijhouden, wat me moe en gespannen maakt.
B. Nee, ik heb hier zelden of nooit last van.
C. Ik merk deze prikkels duidelijk op, maar ik ervaar weinig weerstand tegen dergelijke situaties. Door aandachtig bij mezelf te blijven, raak ik er niet echt moe of gespannen van.

6. Vind je dat je een rijke en complexe innerlijke belevingswereld hebt ?

A. Ja, ik heb een rijke innerlijke belevingswereld, maar die is zo complex dat ik er moeite mee heb om ermee om te gaan.
B. Niet dat ik weet. Het lijkt niet meer te zijn dan bij anderen.
C. Ja, mijn innerlijke belevingswereld is rijk en complex, maar ik ervaar er vooral voordelen van. Ik kan er redelijk tot goed mee omgaan.

7. Hoe voel je je in een omgeving met harde geluiden ?

A. Ik voel me dan niet op mijn gemak. De geluiden komen sterk binnen, en ik heb er last van. Het kan me irriteren.
B. Ik voel me gewoon goed. Harde geluiden hebben meestal weinig invloed op mij.
C. Harde geluiden merk ik makkelijk op, maar ik kan er over het algemeen goed mee omgaan. Ik blijf bewust in mijn eigen ruimte, waardoor irritaties voorkomen worden.

8. Schrik je sneller dan anderen ?

A. Ja, ik schrik snel en hevig, en dat vind ik lastig. De schrikreactie voelt vervelend en zorgt voor weerstand.
B. Nee, ik schrik niet sneller dan gemiddeld.
C. Ja, ik schrik snel en hevig. Dat hoort bij mij, en ik heb het geaccepteerd. Als ik gedurende de dag bij mezelf blijf, lijkt schrikken minder heftig binnen te komen.

9. Krijg je een opgejaagd gevoel als je veel moet doen in een kort tijd ?

A. Ja, ik voel me dan opgejaagd en gespannen. Het streven om alles goed af te krijgen maakt me moe.
B. Nee, ik laat me niet snel opjagen. Ik doe gewoon mijn best.
C. Ja, maar ik herken dat gevoel tijdig. Ik doe de dingen in ontspanning en geef mijn grenzen aan. Zo kan ik goed doorwerken zonder me opgejaagd te voelen.

10. Raak je snel geïrriteerd als mensen je veel dingen tegelijk laten doen ?

A. Ja, dat irriteert me en beïnvloedt mijn humeur en werkzaamheden.
B. Nee, ik laat het meestal niet toe. Ik heb tenslotte maar twee handen!
C. Ja, ik vind het onprettig. Inmiddels weet ik mijn grenzen en geef ik die op tijd aan. Hierdoor voorkom ik irritatie en blijft mijn humeur stabiel.

11. Doe je erg je best om geen fouten te maken en/of dingen te vergeten ?

A. Ja, ik doe mijn best omdat ik het vervelend vind om fouten te maken of iets te vergeten. Als het gebeurt, voel ik me onzeker en teleurgesteld.
B. Nee, ik doe dat niet echt. Fouten maken is menselijk en een kans om te leren. Iedereen
vergeet wel eens iets.
C. Ik probeer fouten en vergeten dingen te voorkomen door aandachtig te zijn. Als het toch gebeurt, accepteer ik dat en leer ik ervan. Het brengt me niet van slag, omdat ik in het moment kan inspelen op wat nodig is.

12. Vermijd je liever gewelddadige films of tv-shows ?

A. Ja, die vermijd ik omdat ze me emotioneel raken en mijn stemming beïnvloeden. Soms slaap ik er slecht door of droom ik erover.
B. Nee, ik ben niet bezig met de gewelddadigheid zelf. Het is maar een film en ik houd van actie en spanning.
C. Hoewel het niet mijn voorkeur heeft, kan ik gewelddadige films loslaten. Ze beïnvloeden me niet echt, omdat ik er automatisch afstand van neem.

13. Hoe voel jij je als er veel om je heen gebeurt ?

A. Ik voel me ongemakkelijk en heb moeite met concentreren. Het kan voelen alsof ik het niet kan bijhouden, wat me stoort.
B. Meestal voel ik me prima. Ik kan makkelijk meegaan met wat er om me heen gebeurt.
C. Als er veel gebeurt, ervaar ik een soort innerlijke rust. Ik blijf bewust bij mezelf en behoud mijn eigen basis, zonder last te hebben van de drukte.

14. Worden je humeur en concentratie sterk beïnvloed als je hongerig bent ?

A. Ja, ik heb er veel last van. Het maakt concentreren moeilijk en beïnvloedt mijn humeur.
B. Over het algemeen heb ik er geen last van.
C. Het kan gebeuren, maar ik luister goed naar mijn lichaam en eet op tijd, ook al doen anderen dat niet. Zo voorkom ik problemen.

15. Halen veranderingen in het leven je gemakkelijk uit balans ?

A. Ja, vooral plotselinge veranderingen vind ik lastig. Ze maken me gespannen en brengen me uit evenwicht.
B. Nee, ik ga meestal makkelijk mee met veranderingen.
C. Veranderingen hebben invloed op me, maar ik blijf in het hier-en-nu. Door mijn aandacht bewust te richten, kan ik er beter mee omgaan zonder overweldigd te raken.

16. Is het voor jou erg belangrijk om situaties die je van streek maken te vermijden? ?

A. Ja, ik probeer die situaties te vermijden omdat ze me veel energie kosten en ik lang nodig heb om te herstellen.
B. Nee, ik vermijd zulke situaties niet omdat ik ze meestal goed aankan.
C. Ik ken mijn grenzen en geef die aan om overbelasting te voorkomen. Als ik van streek raak, neem ik afstand om rust te vinden.

17. Word je nerveus en gespannen als anderen je op je vingers kijken? ?

A. Ja, het maakt me onrustig, waardoor ik me slecht kan concentreren en onzeker word.
B. Nee, dat maakt me niet zoveel uit. Ik sta open voor tips van anderen.
C. Het heeft wel invloed, maar ik blijf bewust bij mezelf en houd mijn focus. Zo presteer ik niet minder dan normaal.

18. Werd je als kind door je ouders en leraren als verlegen gezien ?

A. Ja, ik was stiller en meer in mezelf gekeerd. Dat vind ik soms nog steeds lastig.
B. Nee, ik ben nooit als verlegen gezien en voel me ook niet zo.
C. Ja, ik werd als verlegen gezien. Nu zie ik dat het meer te maken had met mijn situatie. Ik ben juist sociaal, afhankelijk van het gezelschap.

19. Kun je goed zaken plannen en structuur aanbrengen in je bezigheden ?

A. Nee, dat vind ik lastig. Ik stel dingen uit, vooral moeilijke taken, en raak daardoor gestrest.
B. Ja, ik kan goed plannen en heb daar weinig moeite mee.
C. Soms stel ik vervelende taken uit, maar ik zorg voor genoeg vrije tijd, waardoor ik overzicht houd en rust creëer.

20. Heb je moeite met het uiten van je eigen mening ?

A. Ja, in discussies vind ik het lastig om mijn mening te uiten, vooral als de situatie beladen is. Ik ben bang om afgewezen te worden.
B. Nee, ik kan mijn mening goed duidelijk maken, ongeacht hoe anderen reageren.
C. Meestal kan ik mijn mening goed uiten. In moeilijke situaties blijf ik bij mezelf en kijk ik wat op dat moment passend is.

21. Wil je graag voor anderen zorgen? ?

A. Ja, ik help anderen snel, ook als ze dat niet vragen. Soms vergeet ik daardoor mezelf.
B. Nee, ik voel niet snel de behoefte om anderen te helpen, tenzij ze erom vragen.
C. Ja, ik zorg graag voor anderen vanuit liefde, zonder mezelf te vergeten. Het gaat vanzelf, zonder verwachtingen.

22. Word je snel verliefd ?

A. Ja, ik word sneller verliefd dan anderen. Dit kan verwarrend zijn, vooral in een relatie.
B. Nee, dat herken ik niet. Ik kies ervoor om verstandiger met verliefdheid om te gaan, zeker in een relatie.
C. Ja, ik word sneller verliefd, maar ik gebruik het als een moment om mijn eigen verlangens te onderzoeken.

23. Ben je geïnteresseerd in spirituele onderwerpen, zingeving, levensvragen of bewustwording ?

A. Ja, spiritualiteit interesseert me. Ik zie hoe de wereld anders kan, maar kan me soms verliezen in die ideeën.
B. Nee, ik blijf liever met beide benen op de grond en houd me bezig met dagelijkse zaken.
C. Ja, spiritualiteit betekent voor mij zelfonderzoek en innerlijke vrijheid. Ik deel mijn ideeën graag met geïnteresseerden, maar verlies mezelf niet in frustratie over anderen.

24. Ben je vaak bezig met denken over hoe andere mensen over je kunnen denken ?

A. Ja, ik ben veel bezig met wat anderen van me vinden, wat me snel onzeker maakt.
B. Nee, dat houdt me niet bezig.
C. Vroeger wel, maar nu heb ik meer vertrouwen in mezelf. Ik ben benieuwd naar andermans ideeën, maar blijf bij mezelf.

25. Hoe reageert je lichaam op stress ?

A. Mijn lichaam reageert snel, met moeheid, hoofdpijn, maagklachten of een onbehaaglijk gevoel.
B. Ik heb niet snel last van fysieke klachten door stress.
C. Mijn lichaam reageert op stress, maar ik kan het beheersen door tijdig rust te nemen of oefeningen te doen.

26. Kun je anderen goed inspireren of motiveren ?

A. Ja, ik ben enthousiast en visionair, maar verlies mezelf soms in mijn enthousiasme.
B. Nee, ik voel niet de behoefte om anderen te inspireren.
C. Ja, ik inspireer anderen graag, zonder mezelf te verliezen. Ik ken mijn grenzen.

27. Wat doet te weinig slaap met jou ?

A. Ik functioneer slecht na een slechte nacht. Ik ben prikkelbaar, minder geconcentreerd en sneller emotioneel.
B. Eén slechte nacht heeft weinig invloed, zolang het niet structureel is.
C. Te weinig slaap kan ik opvangen door ontspanning en bewust leven. Als het langer duurt, voel ik het wel, maar ik accepteer het.

28. Vind jij jezelf een perfectionist ?

A. Ja, ik ben perfectionistisch en bang om fouten te maken. Ik wil alles te goed doen en leef strikt volgens de regels.
B. Nee, ik ben tevreden met wat ik doe. Het hoeft niet perfect te zijn.
C. Ik ben perfectionistisch omdat ik het beste uit mezelf wil halen, niet uit angst. Ik kan situaties flexibel aanpakken en blijf zorgvuldig.

29. Kun je goed je eigen grenzen aangeven ?

A. Nee, ik vind het lastig om nee te zeggen. Ik wil anderen niet kwetsen, maar dat geeft me vaak een vervelend gevoel.
B. Ja, ik geef mijn grenzen duidelijk aan en trek me weinig aan van wat anderen ervan vinden.
C. Ik bewaak mijn grenzen steeds beter. Ik weet dat het belangrijk is om balans te houden, ook als anderen dat lastig vinden.

30. Hoe ga je om met iemand die zich niet goed voelt? ?

A. Ik voel direct aan wat er speelt en leef me zo in dat het me veel energie kost. Soms voelt hun pijn als mijn eigen pijn.
B. Ik merk niet snel wat er speelt. Als iemand hulp nodig heeft, steun ik hen, maar ik houd er afstand van.
C. Ik voel wat er speelt, maar blijf bij mezelf. Zo kan ik luisteren en er voor de ander zijn zonder mezelf te verliezen.

31. Hoe ga je om met enthousiasme ?

A. Ik ga er 120% voor en ken soms geen rem. Achteraf kan dat me veel energie kosten.
B. Ik kan enthousiast zijn, maar houd het in balans. Ik heb geduld en weet wanneer ik moet stoppen.
C. Ik ga er volledig voor, maar zorg bewust voor ontspanning en rustmomenten. Zo voorkom ik overspanning.

32. Wat betekent het werkwoord ‘moeten’ voor jou ?

A. Ik heb moeite met het woord ‘moeten’, vooral als het van anderen komt. Het roept weerstand op en kan me blokkeren.
B. Er zijn nu eenmaal dingen die moeten. Als je ze doet, ben je er snel vanaf.
C. Door meer ‘mogen’ in mijn leven toe te laten, voelt ‘moeten’ minder zwaar. Met rust en ruimte verloopt alles soepeler.

Aantal A antwoorden:
Aantal B antwoorden:
Aantal C antwoorden:

 

Ga voor de uitslag van de gemaakte test naar: Test Uitleg